Rassendiscussie
Elke dierenvriend ziet in Chula wel één of ander raskenmerk, maar niemand durft met zekerheid een diagnose te stellen. De meningen zijn verdeeld, maar één ding staat vast: het is een mix. Of zeggen we bastaard (zijnde een dier dat door de vermenging van verschillende, maar aan elkaar verwante soorten, is ontstaan - of een kind dat niet uit een wettig huwelijk is geboren, zijnde een onwettig kind - vlg. encyclopedie) .
We houden het op mix. Een mix van wat?
Kenners zijn het er over eens dat de Cairn Terriër er onmiskenbaar voor iets tussen zit; in mindere mate gevolgd door de Minischnauzer.
Kenners zijn het er over eens dat de Cairn Terriër er onmiskenbaar voor iets tussen zit; in mindere mate gevolgd door de Minischnauzer.
Cairn Terriër |
De Cairn Terriër is een klein hondje. Sterk, stevig en compact van bouw. Zeer beweeglijk, actief en speels. Een pientere gabber met een grote persoonlijkheid. Klein van gestalte maar groot van hart. Nooit schuchter of verlegen.
De Cairn Terriër is een geliefde gezelschaps- en gezinshond. Het vrolijke baasje bruist van energie en heeft een moedig karakter. Hij is erg graag bij “zijn” baasje. Terriërs reageren algemeen hevig op kinderen en worden af en toe zelfs bijterig. De Cairn Terriër daarentegen kan goed met kinderen overweg. Hij verdraagt veel van hen en is een echte speelkameraad, mits de nodige socialisatie (wat voor elk ras van toepassing is). |
Zelfbewust, eigenwijs, heldhaftig, nieuwsgierig, vindingrijk, sluw, slim, gehoorzaam en trouw; het is een kleine greep uit het grote aanbod van eigenschappen dat bij de Cairn Terriër past. Het is duidelijk dat de opvoeding kordaat maar liefdevol moet gebeuren. Het is een zeer opgewekte, intelligente hond, die een ruw spelletje niet uit de weg gaat.
Geschiedenis van de Cairn Terriër
De oorsprong van de Cairn Terriër gaat terug tot begin 16de eeuw en was daar vermoedelijk één van de eerste terriërs. Hij heeft zijn bijdrage geleverd aan de vorming van de Schotse Terriër en de West Highland White Terriër. Zijn oorsprong vindt hij in het Schotse hoogland, waar hij bekend stond als een kleine maar onverschrokken jager. Hij werd vroeger ook kortharige Skyeterriër genoemd, maar in 1910 werd hij door de Kennel Club als zelfstandig ras erkend en kreeg hij de naam Cairn Terriër.
Die naam heeft hij te danken aan de taak van zijn voorouders. Zij werden steenhopen ingestuurd, de zogeheten "cairns", om op klein wild te jagen, zoals vossen, dassen, wezels en ratten. Eeuwenlang heeft hij zijn steentje bijgedragen als het op jagen aankwam. Deze geboren jager op klein wild is de dag van vandaag terug te vinden als uitstekende gezelschapshond en lieveling van groot en klein.
Die naam heeft hij te danken aan de taak van zijn voorouders. Zij werden steenhopen ingestuurd, de zogeheten "cairns", om op klein wild te jagen, zoals vossen, dassen, wezels en ratten. Eeuwenlang heeft hij zijn steentje bijgedragen als het op jagen aankwam. Deze geboren jager op klein wild is de dag van vandaag terug te vinden als uitstekende gezelschapshond en lieveling van groot en klein.
Schnauzer
Absolute trouw aan zijn baasjes is hét kenmerk van deze robuuste viervoeter. Of het nu een Dwerg- of een Riesenschnauzer is; ze doen niet onder voor elkaar. Het zijn honden met lef. Ze zijn loyaal en hebben alles over voor hun baas. Ze willen graag werken. Een Schnauzer is gespierd, straalt kracht uit en tegelijkertijd een zekere elegantie vooral bij het lopen. Hij is wendbaar en snel. Hij dwingt respect af door zijn waakzaamheid.
Levendig, temperamentvol, schrander, onverschrokken, uithoudingsvermogen, onvermoeibaar: het staat allemaal genoteerd in het Schnauzernotaboek. Maar hij kan ook koppig zijn en heeft soms z'n eigen idee en opvatting over bepaalde commando's. Door zijn waakzaamheid kan hij fel uit de hoek komen en flink z'n mannetje staan. |
De geschiendenis van de Schnauzer
De voorgangers van de Schnauzers gaan terug tot in de zestiende eeuw. Hij werd in zijn toenmalige vorm teruggevonden op een koperstuk uit die tijd. De eerste keer dat hij werd beschreven was in 1886, toen verklaard werd dat de Schnauzer een kruising was tussen een Poedel en een Mopshond. Later werd beweerd dat het een ruwharige Pinscher was, die een bastaard was tussen een Keeshond en een Bolognezer. Gedurende lange tijd waren de verschillen tussen de Pinscher en de Schnauzer vaag. Het onderscheid tussen de twee rassen is de vachtstructuur.
Oorspronkelijk was de Schnauzer, de ruwharige variant, het meest voorkomende type. Hij werd dan ook ruwharige Pinscher genoemd. Pas in 1907 wordt een Duitse club voor Schnauzers opgericht; vanaf dan kwam er orde in het fokwerk. Vandaag de dag wordt de Schnauzer in 3 verschillende maten gefokt:
de Riesenschnauzer: 60 tot 70 cm, in de kleuren zwart en peper & zout
de Middenslagschnauzer: 45 tot 50 cm, in de kleuren zwart en peper & zout
de Dwergschnauzer: 30 tot 35 cm, in de kleuren zwart, wit peper&zout en zwart-zilver.
De Middeslagschnauzer is in feite de oorspronkelijke Schnauzer. Hij is was lang populair in München, waar hij als begeleider van paard en wagen werd gebruikt en met de paarden in de stal leefde. De Dwergschnauzer wordt reeds in 1880 gefokt en komt oorspronkelijk van Württemberg. Deze kleine Schnauzer werd in Zuid-Duitsland vooral gebruikt als stalhond om ratten en muizen te verjagen en wordt er tot op de dag van vandaag 'Rattler' genoemd.
Nergens in de literatuur staat beschreven hoe de Schnauzer aan zijn naam komt. Waarschijnlijk hangt die samen met de karakteristieke snor van deze honden, die in het Duits "Schnauz" genoemd.
Oorspronkelijk was de Schnauzer, de ruwharige variant, het meest voorkomende type. Hij werd dan ook ruwharige Pinscher genoemd. Pas in 1907 wordt een Duitse club voor Schnauzers opgericht; vanaf dan kwam er orde in het fokwerk. Vandaag de dag wordt de Schnauzer in 3 verschillende maten gefokt:
de Riesenschnauzer: 60 tot 70 cm, in de kleuren zwart en peper & zout
de Middenslagschnauzer: 45 tot 50 cm, in de kleuren zwart en peper & zout
de Dwergschnauzer: 30 tot 35 cm, in de kleuren zwart, wit peper&zout en zwart-zilver.
De Middeslagschnauzer is in feite de oorspronkelijke Schnauzer. Hij is was lang populair in München, waar hij als begeleider van paard en wagen werd gebruikt en met de paarden in de stal leefde. De Dwergschnauzer wordt reeds in 1880 gefokt en komt oorspronkelijk van Württemberg. Deze kleine Schnauzer werd in Zuid-Duitsland vooral gebruikt als stalhond om ratten en muizen te verjagen en wordt er tot op de dag van vandaag 'Rattler' genoemd.
Nergens in de literatuur staat beschreven hoe de Schnauzer aan zijn naam komt. Waarschijnlijk hangt die samen met de karakteristieke snor van deze honden, die in het Duits "Schnauz" genoemd.